Als je denkt aan rekenen dan denk je waarschijnlijk ook meteen aan sommen. Onze website staat vol met rekenspelletjes die over deze sommen gaan en iedereen herinnert zich nog wel de werkbladen van de basisschool met kleine bewerkingen die gedaan moesten worden met de getallen. Over deze basisbewerkingen (optellen, aftrekken, delen en vermenigvuldigen) gaan we het in dit stuk hebben.
We beginnen met optellen dat op school vaak wordt geleerd met appels. De juf of meester neemt dan een zak met appels mee en zo kunnen de kinderen zien dat als je een appel hebt en er dan een appel bij doet het totaal op 2 appels uitkomt. De beginselen van het rekenen zijn hiermee geleerd want als de kinderen dat snappen laat de leraar het zelfde trucje zien met andere getallen. Bijvoorbeeld 2 appels en dan 5 erbij. Voor de optelsommen wordt het plus (+) teken gebruikt en dit voorbeeld met de appels wordt dus neergezet als 2 + 5 = 7.
Met deze zelfde methode kan ook heel makkelijk de bewerking aftrekken geleerd worden want wat gebeurt er met bijvoorbeeld 5 appels als er 1 wordt opgegeten? Juist, dan blijven er nog 4 over en hiermee is ook het beginsel voor het aftrekken geleerd. Eigenlijk is de appelmethode dus een hele goede want rekenen wordt hiermee zichtbaar en dus ook logischer. Voor aftreksommen wordt een min (-) teken gebruikt. Dit voorbeeld met de appels wordt dus neergezet als 5 - 1 = 4.
Bij deze sommen gebruiken we het keer (x) teken en eigenlijk wordt bij deze sommen herhaaldelijk opgeteld. Neem bijvoorbeeld 4 x 3, hierbij tel je 4 keer het getal 3 op, 3 + 3 + 3 + 3 =12. Zo kom je dus aan het antwoord voor de som 4 x 3 = 12. Zo kunnen eigenlijk alle vermenigvuldig sommen worden uitgerekend maar dit zou op deze manier wel erg omslachtig worden want stel dat je de som 100 x 5 zou moeten uitrekenen, dan ben je wel erg lang bezig om 100 keer het getal 5 bij elkaar op te tellen. Hiervoor worden er op de basisschool tafels geleerd, dit zijn rijtjes van de keersommen van 1 t/m 10 en deze tafels worden uit het hoofd geleerd zodat je niet elke keer echt alles bij elkaar op hoeft te tellen. Kijk ook eens tussen de rekenspelletjes voor programmaatjes die jou helpen met de tafels leren. Hier een voorbeeld van zo’n tafel:
1 x 5 = 5
2 x 5 = 10
3 x 5 = 15
4 x 5 = 20
5 x 5 = 25
6 x 5 = 30
7 x 5 = 35
8 x 5 = 40
9 x 5 = 45
10 x 5 = 50
11 x 5 = 55
12 x 5 = 60
Dit bovenstaande rijtje wordt de tafel van 5 genoemd en deze rijtjes worden dus uit het hoofd geleerd om het rekenen makkelijker te maken.
Dan hebben we alleen nog de deelsommen. Het deel teken wordt neergezet als een streepje met een punt boven en onder de lijn (÷). Delen is eigenlijk precies wat het woord al zegt, als je de som 10 ÷ 5 zou moeten uitleggen is het eigenlijk niets anders dan 10 delen door 5. Dus als je 10 appels hebt en die deel je met 5 vrienden dan krijgt iedere vriend 2 appels. De uitkomst op de som is dus 10 ÷ 5 = 2.
Heb je goed lesmateriaal nodig? Kijk dan eens tussen onze rekenspelletjes, daar zijn veel leuke en leerzame spellen te vinden waarin de sommen voorkomen die in dit artikel worden uitgelegd.